Armadillidium corcyraeum 'silver'
- Herkomst
Vrijwel overal wordt Griekenland genoemd als land van herkomst. Maar ga je wat verder “graven”, dan kun je wat meer specifieke info vinden.
Deze soort komt voor op de Ionische eilanden Corfu, Paxos en Lefkada (niet op Kefalonia en Zakynthos) en ook op het noordwestelijke deel van het vasteland. Het is me onbekend of deze soort ook voorkomt op de kleine eilandjes die in de omgeving van de bovengenoemde eilanden liggen. Het lijkt me niet uitgesloten.
De Ionische eilanden worden ook wel de groene eilanden genoemd. Voor een deel hebben deze eilanden meer begroeiing dan de overige Griekse eilanden. Voor zoveel groen is regen natuurlijk noodzakelijk. Op deze eilanden valt er dan ook, gemiddeld, meer regen dan op de andere Griekse eilanden. Het zijn niet de warmste eilanden van Griekenland. Het klimaat aan de westkant van is “milder” dan in de rest van Griekenland. Dit alles creëert veel plekken waar isopods het naar hun zin zullen hebben.
- Voorkeurstemperatuur
Deze ligt ergens tussen de 19 en 26 graden Celsius volgens veel websites.
Bij mij hebben ze zich probleemloos voortgeplant in de winter. In die periode was de nachttemperatuur 18-19 graden C. en overdag 19-21 graden C. - Vochtigheid
Ik heb gemerkt dat deze soort zich graag/voornamelijk ophoudt op plekken waar het bodemsubstraat licht vochtig is. Op zich niet anders dan bij vele andere Armadillidium soorten. - Uiterlijk
Dit is geen grote soort; ze worden maximaal 15 tot 18 mm (volgens beschrijvingen op internet) maar, afgaand op mijn ervaring tot nu toe, denk ik dat de meeste exemplaren tussen 10 en 13 mm lang worden.
De lichaamsbouw is “typisch” Armadillidium; uiteraard kunnen ze zich tot een balletje oprollen.
De basiskleur van de soort is zwart met willekeurig verspreide, witte vlekjes.
Bij de kweekvorm “silver” zijn er naast “normaal gekleurde” exemplaren ook grijs/zilverachtig gemarmerde exemplaren en alles wat daar tussen zit aanwezig. Waarschijnlijk maken de foto’s beter duidelijk wat hiermee bedoeld wordt.
Huisvesting
Zoals het merendeel van mijn isopods bewonen mijn A. corcyraeum een kunststof doos van ca. 30 x 40 x 20 cm (B x L x H). Dit formaat is ruim voldoende voor een redelijk grote groep isopods van dit formaat. De wijze van inrichting speelt hierin natuurlijk ook een belangrijke rol. Enkele, qua vochtigheid verschillende schuilplaatsen tonen al snel aan waar de dieren zich op dat moment graag ophouden. Soms zitten er veel op de vochtige plekken en andere keren zie ik er ook veel op de wat drogere delen. Geef de dieren de keuze. Waarom ze soms vochtig, soms droog willen zitten is niet van belang, zolang ze maar keuzes hebben.
Ik gebruik voor mijn dieren mijn zelf samengesteld bodemsubstraat.
Ik zorg dat ongeveer de helft tot een derde van de bodem licht vochtig is. Hierop bevindt zich o.a. ook een flink deel van het stuk kurkeikschors. Tevens liggen er her en der wat losse stukken wit, rot hout. Ook hier kruipen ze graag onder. Ook liggen er bladeren (afhankelijk wat ik op dat moment op voorraad heb: eik, kastanje, beuk, hazelaar o.i.d.) op een stuk van het vochtige deel, net als dat die ook liggen op het drogere deel. Goede schuilplaatsen en voedsel, wat wil je nog meer.
Wat ik ook in al mijn bakken doe is een plek helemaal onbedekt laten. Deze plek is droog en hier leg ik het merendeel van het voedsel. Minder kans op schimmels, zeker wanneer je in de bak een flink groepje springstaartjes hebt zitten.
Zoals voor alle isopods is ventilatie belangrijk. Maar overdrijf het niet, want je wilt wel dat het vocht, op de plekken waar dat van belang is, niet al te snel verdwijnt. Normaliter open ik mijn isopod-dozen slechts 1 x per week, dus ik wil de vochtige plekken niet te ver laten uitdrogen.
Een strook vochtig sphagnum over de hele breedte (30cm) van ca. 8 – 10 cm helpt hier heel goed bij.
Een deel van het stuk kurkeikschors (en/of het wit rot hout) ligt op het vochtige sphagnum zodat er altijd een erg vochtige schuilplaats kan worden gevonden.
Het aangrenzende deel van het bodemsubstraat zal op deze manier licht-vochtig blijven. Een keer per week (in de warme zomer soms twee keer) het sphagnum bevochtigen doe ik met een doseerfles. Dat werkt m.i. veel beter dan het sphagnum besproeien. De bladeren en zo ook een deel van het droge deel besproei ik mondjesmaat een keer per week. Dusdanig weinig dat de droge delen in de loop van de volgende dag weer droog zijn.
Op deze manier lijken mijn dieren het goed naar de zin te hebben. Ze eten, ze zijn “actief” en planten zich voort.
Voor de duidelijkheid: ik doe wel elke dag of om de dag een rondje om alles even te bekijken en open de dozen natuurlijk waar nodig. Zeker bij nieuw ingerichte bakken is dit van belang omdat er soms iets aangepast moet worden. Soms merk je dat de dieren het niet naar hun zin hebben of dat er op plekken schimmel ontstaat. Gewoon onderhoud dus.
Voedsel
Voor wat betreft het voedsel zijn ze niet kieskeurig. Kijk op de voedselpagina wat ik zoal voer.
Mijn belangrijkste, meest gebruikte voedsel is wekelijks een stuk courgette, de bladeren en het rot hout, dierlijke proteïnen (tegenwoordig, naast visvlokken e.d. ook gedroogd voer (proteïne-mix). En sinds begin 2023 krijgen ze ook het, door mijzelf samengestelde, droogvoer voor isopods. Dit wordt graag gegeten.
Uiteraard ontbreekt het niet aan sepia in de bak.
Ik denk dat ik met een gerust hart kan zeggen dat deze soort ook geschikt is voor beginnende isopod-houders.
Zomaar een weetje:
De “soorten” A. graecorum en A. odysseum bleken na onderzoek geen aparte soorten te zijn, maar synoniemen van A. corcyraeum.
Ook A. simile werd een tijd gezien als synoniem voor A. corcyraeum, maar deze heeft zijn soortstatus behouden.
Inmiddels ben ik met deze soort gestopt. Je kunt nou eenmaal niet alle soorten permanent houden.